Skip to main content

Geloof kun je iemand niet geven. Het brengt wel erfgoed met zich mee. Hoe het geloof thuis werd verwoord, vormde ons. Sommigen zetten zich daar tegen af. Anderen zijn juist dankbaar voor wat ze meekregen. Wat dragen wij mee en geven wij door? Is dat ballast of zegen?

Onze afkomst en de kerk
De kerk is bij uitstek een plaats waar generaties elkaar ontmoeten. Verborgen loyaliteiten kunnen een grotere rol spelen dan wij ons bewust zijn. Bovendien zijn we allen op verschillende wijze gevormd in ons gezin van herkomst. Welke verantwoordelijkheid droegen we, aan welke verwachtingen moesten we al of niet voldoen? In het schilderij hierboven, ‘Kinderen der zee’ (Jozef Israëls, 1872; Rijksmuseum, Amsterdam), hebben de kinderen ieder hun eigen rol en plaats. Over de achtergronden daarvan is meer te vertellen. Iedereen heeft zijn of haar levensverhaal. Om tot de ander te komen, zul je de ander en jezelf goed moeten kennen. Dit eerste artikel zal gaan over de manier waarop geloofsoverdracht plaatsvindt. Een tweede artikel zal gaan over de vraag wat allemaal mee kan spelen in onze onderlinge relaties. Een afsluitend artikel zal gaan over verlies en rouw in dit contextuele perspectief.

Onze afkomst en zijn betekenis
De contextuele benadering in het pastoraat is een toepassing van wat de Hongaars-Amerikaanse psychiater Ivan Borzormeni-Nagy ontwikkeld heeft binnen de hulpverlening. Hij leefde van 1920-2007, binnenkort is zijn 100e geboortedag (19 mei). Hij kwam met een geheel eigen wijze van ‘systeemdenken’ in de hulpverlening. Hij bracht vier dimensies in kaart: 1. de feiten; 2. de psychologie; 3. de gedragspatronen tussen mensen; 4. de relationele ethiek, de rechtvaardigheid in menselijke relaties. Deze vierde dimensie is door Nagy ontwikkeld. De relatie ouder-kind staat daarbij voorop. Door hen ben je wie je bent. Nagy richt zich op de balans van geven en ontvangen. Is dat gezien, werd daaraan recht gedaan? Welke rekeningen staan nog open?

Zijn manier van werken bleek nieuwe openingen te geven. Gestolde verhoudingen kwamen in beweging. Veel in deze benadering is van betekenis voor het pastoraat. We krijgen meer zicht op de achtergrond van onszelf en van de ander. Het verbond in de Bijbel komt nog krachtiger naar voren. Via nieuwe vragen kan de blikrichting en het perspectief worden verbreed. De last die iemand draagt, wordt lichter zodat de zegen van God op nieuwe wijze wordt beleefd.

Altijd kind van je ouders
Nagy liet als gezinstherapeut zien dat je echt verder komt wanneer je niet enkel graaft in het individu. De hele context van het gezin doet mee. Aan de pastor is de taak om daar goede aandacht aan te geven. Onze Schepper en Herder roept ons persoonlijk en met onze naaste. Waar is je broeder, je zuster? Heb je elkaar recht gedaan en werd dat gezien? De eersten met wie je verbonden was, waren je ouders. Wat gaven zij? Ze gaven je je naam en droegen bij aan wie en hoe je bent.

Een mooi voorbeeld is een gesprek met iemand die vastliep in de kerk. Het gesprek stagneerde, tot zijn moeder ter sprake kwam. De vraag naar wat zij voor hem had betekend, bracht het geloofsgesprek opnieuw in beweging. Beoogt het 5e gebod ook niet meer dan gehoorzaamheid? Aan de wortels van je bestaan moet recht worden gedaan. Hoe leer je als ouders de kinderen echt luisteren? Niet door hun boosheid op te wekken (Ef. 6: 4) en de mond te snoeren, maar door ze nieuwsgierig te maken en vragen te laten stellen.

Inprenten?
Moet je niet eerst wat bijbrengen voordat je aan gesprek toekomt? In Deut. 6: 6, 7 houdt Mozes aan Israël de bekende opdracht voor: ‘Deze woorden, die ik u heden gebied, moeten in uw hart zijn. U moet ze uw kinderen inprenten en erover spreken …’. Kun je daar nu nog mee aankomen? Is dat inprenten geen indoctrinatie? Verderop in Deut. 6 zien we dat we dat inprenten niet moeten verstaan als erin drukken of erin pompen. Dat slaat neer. Ouders moeten met hun kind in gesprek, thuis en onderweg, bij het naar bed gaan en weer opstaan. In het gesprek van alle dag ontstaat leven en beweging. De geloofsinhoud krijgt uitleg en betekenis. Zo zal dat inprenten bedoeld zijn: gedoseerd en bij herhaling spreken over het verbondsleven met God, midden in de dagelijkse omgang met elkaar. Dan kun je zomaar een vraag krijgen. Terwijl je vertelt begint het proces van uitleg al. Al sprekend en elkaar bevragend kan van indoctrinatie geen sprake zijn. Bovendien laat elke ouder een ‘prent’, een afdruk na bij het kind. Laat dat dan een goede afdruk zijn, waarbij recht wordt gedaan aan de Schepper en aan het kind.

Verschillen tussen kinderen
Het is prachtig wanneer je tot zulke gesprekken komt. Hoe kan dat werkelijkheid worden? In de geloofsopvoeding in Israël staat steeds het vragende kind centraal. Bij de doortocht door de Jordaan moeten stenen worden opgericht, met als doel de kinderen van komende generaties de vraag te ontlokken: waarvoor staan die stenen daar? Zo worden Gods wonderen doorgegeven de generaties door. In de Tora wordt op vier plaatsen gesproken over zonen die vragen stellen of antwoord krijgen bij de geschiedenis van de Uittocht (Deut. 6: 20; Ex. 12: 26; Ex. 13: 14 en Ex. 13: 8). Parallel daarin vinden we in de Hagada, de ‘liturgie’ van het Joodse Paasfeest, ‘het verhaal van de vier zonen’. Bij zonen mag je ook aan dochters denken! De vier zonen hebben hun eigen vraag en krijgen hun eigen antwoord. Of beter: de vierde zoon weet nog geen vragen te stellen. Aan hem moet het verhaal op zijn niveau worden verteld. De verschillen tussen de eerste drie: nr. 1 is de wijze of verantwoordelijke. Hij vraagt: waarom doen wij dit? Zijn vraag is vol belangstelling. Of stelt hij de vraag vooral hoe de ouders het graag horen? Nr. 2 is de slechterik of de rebel. Hij vraagt: waarom doen jullie dit eigenlijk? In zijn vraag hoor je hoe hij zichzelf afzijdig houdt. Nr. 3 is de volgzame, de brave. Hij loopt mee met nr. 1 en stelt dezelfde vraag, maar denkt minder na. Bovenstaand schilderij vertoont frappante overeenkomsten met dit verhaal. Israëls verloochent zijn Joodse afkomst niet! De oudste draagt de jongste, de derde loopt aan de hand mee, en de tweede staat op enige afstand, kritisch misschien of mopperend? Toch zijn ze bij elkaar. Het moeitevolle leven van het vissersbestaan, verbeeld in het bootje, verbindt hen. Aan het pastoraat de mooie uitdaging om wegen te ontdekken hoe je – met behoud van ieders eigenheid – voor elkaar tot zegen kunt zijn.

Ballast of zegen
Wanneer een kind verantwoordelijkheid of zorg overneemt van een ouder, kan dat negatieve gevolgen hebben wanneer dat zijn eigen ontwikkeling in de weg staat. Men noemt dat parentificatie. Nagy laat zien hoe door het geven van erkenning deze last tot een zegen kan worden. Liggen daarin geen kansen voor het pastoraat? Nagy, geïnspireerd door Joodse denkers als Buber en Levinas, is de Joodse manier van geloofsopvoeding kennelijk niet ontgaan. De genoemde vier zonen vinden we min of meer terug in zijn benadering van de parentificatie. Hij spreekt van vier posities: 1. het kind dat voldoet aan de idealen van de ouders en zichzelf daarvoor opoffert. Maar kan het zijn eigenheid vinden? 2. Het kind dat moet voldoen aan de idealen, maar zich daartegen verzet. Hij lijkt alles van zich af te gooien. Of zoekt hij alleen zijn eigenheid en is hij meer loyaal dan voor het oog zichtbaar is? 3. Het zorgende kind dat rust geeft aan de ouder. Het is meegaand. Maar mag het zijn eigen weg ontdekken en vragen stellen? 4. Het kind dat kind moet blijven: de ouder wil voor het kind blijven zorgen en het kind komt daaraan tegemoet door het zelfstandig worden uit te stellen. Bij Jozef Israëls is dat het kind dat gedragen wordt! Pastoraat heeft oog voor de Schrift. Maar hopelijk ook voor ieder mens in zijn eigenheid. Met het dooplied van Ad den Besten als leidraad:


O Here God, ons liefst verlangen,
dit kind van ons, dit liefdepand,
wij hebben het van U ontvangen,
wij geven ’t U uit uwe hand.

Laat het niet over aan de luimen
van ons, aan wie Gij ’t overlaat,
aan onze zorgen en verzuimen,
onze verborgen eigenbaat.

Geef dat het van ons leert te kijken
naar Hem die ’t licht der wereld is
en altijd meer op Hem gaat lijken:
een lichtglans in de duisternis.

Ds. J. van der Wal is predikant te Baarn

Weergaven: 32